De eerste bijeenkomst, met oma, Ricky’s broer, Jorna, Frieda en andere hulpverleners, is vooral bedoeld om Ricky te ontzorgen. Jorna was onder de indruk: ‘Het viel me op dat iedereen in dat gesprek kon zeggen wat hij wilde, wat eventuele beren op de weg waren en wie welke rol precies had. Er was veel informatie verzameld.’ Dat neemt niet weg dat er in het eerste Eigen Plan vooral veel geregeld was voor moeder, maar nog steeds niet voor Ricky. Mirjam vult aan: ‘Er is toen vooral duidelijk geworden wat er allemaal níet kon. De volgorde was ook best ingewikkeld: er moest eerst een plek zijn voor Ricky voordat zijn moeder naar het verpleeghuis kon gaan. Na het bespreken van verschillende opties – begeleid wonen, logeren bij familie – was iedereen het erover eens dat een pleeggezin de beste oplossing zou zijn. En pleegzorg wordt betrokken. Maar vindt maar eens een plek voor een I5-jarige puberjongen met een rugzakje.’ ‘En voor de poes’, zegt Ricky, ‘die was er ook nog.’
De oplossing biedt zich aan in de vorm van pleegvader Rick in de Bijlmer. Ricky heeft er zo zijn bedenkingen bij: het is verder weg dan hij zou willen, poes kan niet mee en hij heeft niet echt het gevoel dat hij een keuze heeft. Toch, als er ook onderdak is gevonden voor poes, gaat hij het gesprek aan met Rick. ‘Ik vond hem aardig, maar vooral vanwege de locatie heb ik toch nee gezegd.’ Frieda herinnert zich dat er toen met spoed een tweede Eigen Plan bijeenkomst via Zoom was. ‘Het alternatief was namelijk crisisopvang en daar zat al helemaal niemand op te wachten. Dat kon namelijk ook helemaal
in Groningen zijn.’
Ricky kiest er dan toch voor om bij Rick te gaan wonen. ‘In eerste instantie lijkt het net of je ergens logeert waar je niet wil zijn. Het voelde gek, onnatuurlijk. Ik zat nog veel op mijn kamer. Gitaar spelen of gamen. Het was gewoon eng om uit mijn kamer te komen, het gesprek aan te gaan. Ik was niet gewend aan iemand die me vroeg hoe mijn dag was. Ik wist niet dat ik ook gewoon op de bank kon gaan liggen of dat je samen om iets kan lachen. Ik wilde dat contact wel, graag zelfs, maar ik wist niet hoe.’